Sensorische informatieverwerking, wat is dat precies?
Wanneer we met onze zintuigen iets zien, voelen, ruiken, proeven of horen, noemen we dat waarnemen. Vaak is zo’n waarneming aanleiding voor ons om iets te doen of juist niet te doen. Maar ook bij dagelijkse activiteiten zoals eten en aankleden, maken we gebruik van de informatie van deze waarnemingen. De samenwerking tussen waarnemen en de activiteit die daarvan het gevolg is, wordt sensorische integratie genoemd.
Al onze zintuigen werken de hele dag samen om ervoor te zorgen dat we goed reageren op onze omgeving. Ze informeren ons in feite over de wereld om ons heen. Ze laten ons weten dat we bij een groen stoplicht door moeten rijden en ze vertellen ons dat we bij een volle blaas naar de wc moeten. Ze bestaan afzonderlijk van elkaar, maar moeten als een geheel functioneren. Gebeurt dit niet, dan is er sprake van een sensorisch informatieverwerkingsprobleem.
Alertheid
Alertheid is de mate van oplettendheid. Deze verandert normaal gesproken door de dag heen, tussen slaperig en erg gespannen. Er bestaat een duidelijk verband tussen de alertheid en het vermogen om sensorische prikkels te verwerken. Als we moe of sloom zijn nemen we minder informatie op, evenals wanneer we gestrest zijn.
Heeft mijn kind een sensorisch informatieverwerkingsprobleem?
Omdat er veel verschillende zintuigen zijn, die bij iedereen anders werken, is het lastig om een sensorisch informatieverwerkingsprobleem te herkennen.
Sommige kinderen ervaren sensorische prikkels sterker en reageren er daardoor te heftig op (hyperresponsiviteit). Of er zijn kinderen die dezelfde sensorische prikkels juist minder sterk ervaren en er daardoor te weinig op reageren (hyporesponsiviteit). Het hyperresponsieve kind zal bepaalde bewegingsprikkels uit de weg gaan, omdat het bang is om zijn evenwicht te verliezen en de voorkeur geven aan zittend spel. Het hyporesponsieve kind voelt de bewegingsprikkels onvoldoende. Hij zal bv. niet op tijd op de bewegingsprikkels reageren en vallen. Of het gaat juist op zoek naar veel (extreme) beweging, zit te wiebelen op zijn stoel en hangt graag ondersteboven in het klimrek, zodat het toch nog bewegingsprikkels kan ervaren.
Stoornissen in de prikkelverwerking en alertheid maken het moeilijk om de wereld goed te begrijpen en belangrijke informatie uit de omgeving te filteren. Het kan leiden tot problemen bij het ontwikkelen van een goed lichaamsgevoel, handelingsinzicht en ruimtelijke oriëntatie. Bij een slecht lichaamsgevoel kan het kind veel moeite hebben om nieuwe motorische vaardigheden aan te leren en te automatiseren.